Cliëntervaringsonderzoek Wmo Drechtsteden 2023
Volgens de Wmo 2015 is iedere gemeente in Nederland verplicht om te onderzoeken hoe cliënten de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning ervaren door middel van een cliëntervaringsonderzoek (CEO) Wmo. Het Onderzoekcentrum Drechtsteden heeft dit onderzoek sinds 2016 meermaals uitgevoerd voor alle Drechtstedengemeenten. Ook in 2023 hebben wij het CEO Wmo in opdracht van de Sociale Dienst Drechtsteden uitgevoerd voor de regio.
De belangrijkste conclusies van het CEO Wmo 2021 op de verplichte thema's zijn:
- Wmo-cliënten in de Drechtsteden zijn over het algemeen tevreden over de toegang tot en de kwaliteit en het effect van de Wmo-ondersteuning die zij ontvangen. Tussen 2016 en 2021 zagen we een geleidelijke stijging in de tevredenheid op deze thema’s. Deze stijging zet dit jaar niet verder door. De tevredenheid is grotendeels gelijk gebleven aan 2021 en op enkele aspecten iets gedaald.
- De cliëntervaringen verschillen over het algemeen niet tussen de Drechtsteden-gemeenten onderling. De enige uitzondering hierop is dat cliënten in Zwijndrecht vaker dan gemiddeld zeggen dat ze snel geholpen werden.
Toegang
- Zo’n driekwart van de cliënten wist waar naartoe te gaan met hun hulpvraag en zegt snel geholpen te zijn. Zij voelden zich serieus genomen door de medewerker van de SDD (92%) en geven aan dat er in het gesprek samen met de medewerker naar oplossingen is gezocht (84%).
- Ten opzichte van 2021 wisten iets minder cliënten waar zij moesten zijn met hun hulpvraag en vinden iets minder cliënten dat zij snel geholpen werden.
Kwaliteit
- Acht op de tien cliënten vinden de kwaliteit van de ondersteuning die zij krijgen goed. Volgens 85% past de ondersteuning ook bij hun hulpvraag.
- en opzichte van 2021 is de tevredenheid over deze aspecten iets afgenomen.
Effect
- Ruim acht op de tien cliënten (83%) geven aan dat ze zich beter kunnen redden door de ondersteuning. (Ruim) driekwart kan beter de dingen doen die men wil en heeft een betere kwaliteit van leven.
- Het ervaren effect komt overeen met 2021.
De belangrijkste conclusies van de aanvullende vragen die we hebben gesteld:
- Vier op de tien Wmo-cliënten wisten dat zij gebruik konden maken van onafhankelijke clientondersteuning. De bekendheid ligt hiermee even hoog als in 2021.
- De meeste cliënten in de Drechtsteden hebben in meer of mindere mate voldoende mensen om zich heen. Vergeleken met 2021 hebben cliënten nu meer gezelligheid en mensen om zich heen, maar zijn hun contacten minder vaak van zo’n kwaliteit dat zij mensen hebben waar ze op kunnen terugvallen en/of met hun problemen terecht kunnen.
- Bijna driekwart van de cliënten ontvangt mantelzorg. Dit is gelijk aan 2021. De meesten ontvangen zorg van hun partner of familie en worden voornamelijk ondersteund in het huishouden of bij regeltaken, zoals de administratie. Ook ontvangen veel van hen gezelschap of emotionele ondersteuning van hun naaste. Ruim de helft heeft het idee dat hun naaste de mantelzorg goed aankan. Deze groep is even groot als twee jaar geleden.
- Een kwart van de Wmo-cliënten met recht op huishoudelijke ondersteuning zegt in 2022 niet het aantal uren hulp te hebben gekregen waar zij recht op hadden. Zij kregen (soms) minder uren hulp per week, kregen (soms) minder vaak hulp of moesten langer wachten tot de hulp kon starten. Op de momenten dat er geen of minder hulp beschikbaar was, maakte ruim de helft het huis zelf schoon. Bij anderen deed de partner (17%) of één van de (klein)kinderen (18%) dat. Eén op de tien betaalde zelf een andere huishoudelijke hulp. Een kwart geeft aan dat het huis schoon was toen er minder huishoudelijke hulp vanuit de Wmo beschikbaar was, de grootste groep is echter niet (helemaal) tevreden over de mate waarin het huis schoon was.