Cliëntervaringsonderzoek Wmo Drechtsteden 2021

Gemeenten voeren periodiek cliëntervaringsonderzoek (CEO) uit onder inwoners met Wmo-ondersteuning: het CEO Wmo. Dit was steeds opgezet rond een vaste set van 10 vragen. Per 2021 kunnen gemeenten het CEO Wmo ook op een andere manier vormgeven en het op deze manier beter laten aansluiten bij hun eigen kennisbehoeften. Voor dit jaar heeft regio Drechtsteden ervoor gekozen de standaard vragenlijst te blijven gebruiken, aangevuld met enkele extra vragen. In deze factsheet vindt u de resultaten van het CEO Wmo 2021 voor de zeven gemeenten in de Drechtsteden.

De belangrijkste conclusies van het CEO Wmo 2021 zijn:

  • De meeste cliënten met een maatwerkvoorziening in de Drechtsteden zijn (zeer) tevreden over het contact met de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD), de kwaliteit van de ondersteuning en het resultaat hiervan. Net als in de voorgaande jaren is men het meest te spreken  over de mate waarin men serieus genomen wordt door de medewerker van de SDD (92%). Over de kwaliteit van de ondersteuning is 87% tevreden en eveneens geeft 87% aan zichzelf te kunnen redden dankzij de ondersteuning. Het aandeel Wmo-cliënten met een negatief oordeel over de kwaliteit of het resultaat is 4% of minder.
  • Als we kijken naar de ontwikkeling van 2016-2021 zien we een geleidelijke stijging in tevredenheid. Dit geldt met name voor de Drechtsteden als geheel.
  • Vier op de tien cliënten (41%) zijn bekend met de onafhankelijke cliëntondersteuner. Dit is een lichte toename ten opzichte van voorgaande jaren. In 2019 was dit nog 36%. Met name Hardinxveld-Giessendam scoort erg hoog met een bekendheid van 48%.
  • Op een aantal aspecten verschillen de gemeenten onderling van elkaar. Zo valt op dat de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht minder goed dan gemiddeld scoort op een aantal aspecten van het contact met de SDD en zijn respondenten uit Hardinxveld-Giessendam opvallend ontevreden over de snelheid waarmee zij worden geholpen met hun hulpvraag. Daarentegen zijn cliënten uit Papendrecht en Sliedrecht juist relatief tevreden met de aansluiting van de hulpvraag bij de ondersteuning die ze ontvangen.
  • Hoewel de meerderheid van de cliënten (zeer) tevreden is en de tevredenheid weer iets gestegen is ten opzichte van 2019, is er nog steeds ruimte voor verbetering. Tussen 2% en 8% van de Wmo-cliënten zegt ergens niet tevreden over te zijn. Het minst tevreden is men over de snelheid waarop zij werden geholpen en over het feit dat zij niet wisten waar men moest zijn met een hulpvraag. Ook in 2019 waren dit de belangrijkste verbeterpunten.

De belangrijkste conclusies van de aanvullende vragen:

  • Bij ruim de helft van de cliënten die in de afgelopen 12 maanden een keukentafelgesprek met de SDD had, was er hierbij ook nog iemand anders aanwezig. Veelal was dit een naaste (zoals een partner, familie). Bijna een kwart van de respondenten die aangaven dat er geen anderen bij dit (keukentafel)gesprek aanwezig waren, had het prettig gevonden als dit wel zo was geweest.
  • Ten opzichte van 2019 is het aantal Wmo-cliënten in de Drechtsteden dat mantelzorg ontvangt gestegen van 63% naar 74%. De hulp is met name afkomstig van de eigen familie (73%) en/of partner (39%). Bijna zes op de tien cliënten (57%) denken dat deze persoon het (meestal) wel aankan om die hulp te verlenen. Dit is een iets positiever beeld dan in 2019 toen 53% dacht dat hun naaste de zorg aankon.
  • De meerderheid van de Wmo-cliënten voelt zich over het algemeen niet eenzaam en zegt bijvoorbeeld voldoende mensen in de omgeving te hebben bij wie ze terecht kunnen. Wel geeft ruim de helft aan in meer of mindere mate mensen en/of gezelligheid om zich heen te missen. In het algemeen voelt men zich wat minder eenzaam dan in 2019.
  • Voor de meeste Wmo-cliënten (81%) is de eigen bijdrage die betaald moet worden voor de Wmo-voorziening(en) goed betaalbaar. Dat is echter niet bij iedereen het geval;  3% van de cliënten vindt het niet goed betaalbaar en overweegt daarom de Wmo-voorziening waarschijnlijk (1%) of misschien (2%) op te zeggen.
  • Bijna zeven op de tien cliënten hebben tijdens de coronacrisis (tussen maart 2020 en nu) naar eigen zeggen niet minder ondersteuning vanuit de Wmo ontvangen. Eén op de vijf cliënten (18%) is het daar niet mee eens; zij geven aan wél (een beetje of veel) minder ondersteuning te hebben ontvangen. Van de cliënten die tijdens de coronacrisis minder ondersteuning vanuit de Wmo ontvingen, heeft bijna de helft (47%) meer hulp van naasten gekregen. Voor 45% is dit niet het geval. Voor de meeste cliënten die minder ondersteuning hebben ontvangen gedurende de coronacrisis, was de ondersteuning vanuit de Wmo, al dan niet in combinatie met extra zorg hun naasten, desondanks voldoende; 7% heeft echter onvoldoende hulp ervaren.