Wonen in de Drechtsteden 2017

Voor u ligt het jaarlijkse overzicht van actuele ontwikkelingen op het gebied van wonen in de Drechtsteden. Deze rapportage is gebaseerd op onder andere de woonmonitor van het Onderzoekcentrum Drechtsteden, de resultaten van het Woningmarktonderzoek Drechtsteden 2016-2031, uitgevoerd door RIGO Research en Advies en de jaarlijkse planmonitor. De resultaten van deze en andere (landelijke) onderzoeken en relevante trends en ontwikkelingen voor de Drechtsteden en de verkoopmonitor worden nader toegelicht in hoofdstuk 2 Ontwikkelingen 2016. De bijlage bevat de trends uit de woonmonitor.

Wij kiezen ervoor om in deze rapportage wonen nog geen grote aanpassingen in het programma door te voeren, maar deze te baseren op de nog vast te stellen woonvisie.

Conclusies

Toename aantal huishoudens

De komende vijftien jaar groeit het aantal huishoudens van ruim 125.000 op dit moment naar ruim 134.500 in 2030. Dit is een autonome toename van ruim 9.500. Dit is een toename van jaarlijks gemiddeld ruim 650 huishoudens. De groei vlakt af van 900-950 huishoudens tot en met 2019, naar 650 huishoudens in de periode 2020-2024 en een groei van gemiddeld 400 huishoudens per jaar tussen 2025 en 2029.

Huishoudens samenstelling

Het aantal eenpersoonshuishoudens is zo goed als geheel verantwoordelijk voor deze toename. Zij groeien met ruim 8.000. Het aantal eenouderhuishoudens en het paar met kind(eren) groeien beide met ongeveer 500. Het aantal tweepersoonshuishoudens blijft gelijk tot 2030. Als gevolg van deze gezinsverdunning stijgt het aantal huishoudens in alle Drechtsteden-gemeenten. Ook in Papendrecht, waar de totale bevolking afneemt. De huishoudens van 75 jaar en ouder kennen de grootste toename.

Inkomensgroepen

In de Drechtsteden heeft 38% van de huishoudens een inkomen onder de €30.050 per maand. Dit komt overeen met het landelijk aandeel van 38%, maar is kleiner dan het provinciale aandeel van 40%. Het aandeel huishoudens met een inkomen van €45.000 of meer is 42%. Huishoudens met een lager inkomen zijn vaak oudere (65 jaar en ouder) huishoudens en alleenstaande huishoudens. Huishoudens met een hoger inkomen zijn vaker van middelbare leeftijd en bestaan relatief vaak uit twee- of meerpersoonshuishoudens.

Woningvoorraad

De bewoonde woningvoorraad in de Drechtsteden bestaat voor 56% uit koopwoningen. Dit is iets minder dan het landelijke aandeel van 57%, maar meer dan de 52% in de provincie Zuid-Holland. Circa 33% van de woningvoorraad bestaat uit huurwoningen van woningcorporaties, terwijl dit landelijk 29% en provinciaal 33% is. Dit zijn 37.540 bewoonde corporatiewoningen in de Drechtsteden, waarvan ongeveer een derde grondgebonden is en tweederde een appartement is. Ook in het aandeel particuliere huur bevinden zich nog zo'n 1.400 huurwoningen van woningcorporaties. Deze corporaties doen niet mee aan PALT. Het blijkt dat er in de Drechtsteden gemiddeld (veel) minder koopwoningen met een waarde vanaf €250.000 zijn in vergelijking met Nederland en de provincie Zuid-Holland. De nadruk ligt dan ook op het toevoegen van koopwoningen vanaf €300.000.

Woonsituatie

De woonsituatie van huishoudens hangt nauw samen met de levensfase en het inkomen. Huishoudens met een laag inkomen wonen voornamelijk in een (corporatie) huurwoning. Hoe hoger het inkomen, hoe vaker huishoudens in een koopwoning wonen. In de koopsector wonen echter ook huishoudens met lagere inkomens. Het gaat hierbij om huishoudens die met het huidige inkomen een goedkope woning hebben gekocht. Echter, het belangrijkste deel van deze groep bestaat uit huishoudens die, nadat men de woning heeft gekocht, te maken heeft gehad met een inkomensterugval. Dit zijn vooral ouderen die met pensioen zijn.

Plancapaciteit versus behoefte

De plancapaciteit sluit niet geheel aan bij de woningbehoefteramingen. Er is een kwantitatief verschil van ongeveer 2.000 woningen. Ook naar eigendom en type zijn er de nodige discrepanties. In de huursector is er behoefte aan extra appartementen, terwijl er juist eengezinswoningen gepland staan. In de koopsector is er een grote behoefte aan duurdere koopwoningen. Deels wordt hier in de plancapaciteit al in voorzien, maar niet volledig. Een versnelling is nodig om aan deze behoefte te kunnen voldoen. Daarnaast zijn relatief weinig goedkopere woningen gepland in vergelijking met hoeveel er volgens de behoefte gewenst zouden zijn. Op basis van deze conclusies en de groeiambities zal het woningbouwprogramma in de woonvisie worden aangepast.